maandag 26 oktober 2015

Fineer: snijwijzen en voegtechnieken

Fineervellen kunnen op verschillende manieren gesneden en aan elkaar bevestigd worden. Door de keuze van een snij- en voegwijze maakt de fineerfabrikant een patroon zichtbaar dat in het natuurlijke hout verborgen zit.


Snijwijzen

De bekendste snijwijzen voor fineer zijn “kwartier”, “dosse” en “afrol”.

Bij “kwartier“ staat het snijmes van de fineerfabrikant loodrecht op de jaarringen van de boom. De tekening van het fineervel is hierdoor een lijnenspel.

“Dosse” betekent dat het snijmes t.o.v. de snijwijze “kwartier” een kwartslag gedraaid wordt. Hierdoor krijgt het fineervel een gevlamde tekening.

Door een draaiende stam tegen een snijmes te houden, krijgt men “afrol”. De tekening bestaat uit spikkeltjes. Deze techniek wordt o.a. frequent gebruikt voor wortelfineer, gemaakt uit stukken hout afkomstig van de wortels van de boom of van vergroeiingen. Het resultaat is een grillig lijnenpatroon, geaccentueerd door knoopjes.

Deze snijwijzen kennen varianten die de individualiteit van het fineervel en de keuzevrijheid van de ontwerper nog doen toenemen.

Voegtechnieken

Om bruikbare fineervellen te verkrijgen worden de smalle vellen hout met lijm of lijmdraad aan elkaar verbonden. Dit noemt men “voegen”. Er bestaan verschillende voegtechnieken, die elk een ander uitzicht opleveren.

Bij “boek” worden de fineerstroken twee aan twee gespiegeld.

“Geschoven” betekent dat de fineerstroken naast elkaar gelegd worden. “Boek” en “geschoven” leveren een subtiel veranderend repetitief patroon op.

Bij “gedraaid geschoven” wisselt de fineerproducent bij elke fineerstrook de boven en de onderkant af, waardoor een levendiger lijnenspel ontstaat.

“Geplankt” zorgt voor nog meer variatie omdat hierbij vellen met een verschillende tekening naast elkaar liggen.

Uitbreidingen van deze basistechnieken zijn het dubbel spiegelen en het creƫren van patronen met wortelhout.